Paternoster. De stadsregering heeft dit pand al vóór het midden van de 14e eeuw verlaten. Op het eerste gezicht is momenteel niets meer terug te vinden van dit eerste raadhuis. De huizen die hier staan dateren grotendeels uit de 19e en 20e eeuw. Toen ze echter in 1997 nader bouwhistorisch onderzocht werden, bleek vooral in de kelders van de panden Markt 12/12a (Kleine Werelt), 14 (Frans Boelens) en 18 (Paternoster) zeer zwaar baksteenwerk aanwezig, dat nog uit de 13e eeuw dateert. In de zijmuren van Markt nrs. 14, 16 (vader Christ, later Jan Boelens) en nr. 18 zijn bovendien gemetselde bogen waargenomen, die op grote ruimten duiden, die karakteristiek waren voor een representatief gebouw. De locatie van het oudste raadhuis in het bouwblok van de Markt is ook logisch. Precies in het hart van de vroegste nederzetting stonden natuurlijk de belangrijkste gebouwen.[1]

 

Frans Boelens en Petronella van de Laar en hun drie oudste kinderen, v.l.n.r. Theo, Jan en Frans Boelens

 

In de beginjaren verhuurde Frans deze kelders als woningen aan gezinnen. De huurders dreven ook handel vanuit het openstaande kelderluik. Rond 1890 werd er brood verkocht.[2] Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er nog maar één kelder die al gedeeltelijk in vervallen staat was. De kleinkinderen mochten er nog wel in, maar ze mochten niet helemaal doorlopen richting Pensmarkt, het achterste deel was te gevaarlijk. De kelders bestaan nu niet meer. Alleen de Kleine Werelt heeft nog een zeer grote kelder. Die van Markt 14 zijn al lang dicht gegooid.


 

[1] Uit: Plaats van de Bossche stadhuizen, door Ad van Drunen, in: Bossche Bladen, 2002, nr. 3, blz. 77

[2] SASH BR 1890-1900, deel B1, blad 24, B 18, Jacobus Bernardus Vissers, broodslijter, met vrouw en vijf kinderen. Vanaf 1897 woont er de arbeider Jan Oomen met vrouw en zes kinderen. Adresboek 1894-1895: Tegelijk met Vissers nog: G.J. van der Poel, particulier.